Ik bied hem Michal als vrouw aan, dacht hij. Als hij zich door dat aanbod laat verlokken, kunnen de Filistijnen hem om het leven brengen. Tegen David zei hij:
‘Je kunt alsnog mijn schoonzoon worden, door met mijn tweede dochter te trouwen.’ En hij droeg zijn hovelingen op:
‘Gaan jullie eens met David praten en zeg hem dan:
“Zie je wel dat de koning op je gesteld is? En al zijn dienaren mogen je graag. Grijp dus je kans om de schoonzoon van de koning te worden.”’ Sauls hovelingen brachten deze woorden aan David over, maar hij antwoordde:
‘Jullie denken zeker dat het zo eenvoudig is om schoonzoon van de koning te worden. Ik ben anders maar een arm en eenvoudig man.’ Toen ze aan Saul vertelden wat David gezegd had, zei hij:
‘Zeg tegen David dat de koning niet aan een bruidsprijs hecht en dat hij genoegen neemt met de voorhuiden van honderd Filistijnen, als wraak op zijn vijanden.’ Het was zijn bedoeling dat David op die manier zou sneuvelen in de strijd tegen de Filistijnen. De hovelingen brachten Sauls woorden aan David over, en die stemde er toen mee in om schoonzoon van de koning te worden. Nog binnen de termijn voldeed hij aan de gestelde voorwaarde. Hij rukte met zijn troepen uit en doodde tweehonderd Filistijnen. Hun voorhuiden nam hij mee om ze aan de koning af te dragen. Het waren er meer dan genoeg om de hand van de koningsdochter te verwerven, en Saul gaf hem zijn dochter Michal tot vrouw.
Uit dit alles maakte Saul op dat de HEER David bijstond. Bovendien had zijn dochter Michal David lief. Zijn angst voor David nam nog toe, en van toen af was hij Davids aartsvijand. En telkens als de Filistijnse vorsten een aanval op Israël ondernamen, streed David met meer succes tegen hen dan enig andere bevelhebber van Saul. Zo oogstte hij steeds meer roem.